Psalms 142

1Een onderwijzing van David, een gebed, als hij in de spelonk was. [142:2] Ik riep met mijn stem tot den Heere; ik smeekte tot den Heere met mijn stem.
 onderwijzing van Zie Psa 32:1 .
,
 als hij in de David verhaalt hier hoe hij zich gehouden heeft in de spelonk te Engedi of Adullam, waarheen hij gevlucht was vanwege Sauls wrede vervolging, 1Sa 22:1 , en 1Sa 24:4 .
2[142:3] Ik stortte mijn klacht uit voor Zijn aangezicht; ik gaf te kennen voor Zijn aangezicht mijn benauwdheid. 3[142:4] Als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend. Zij hebben mij een strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou.
 overstelpt was, Zie de aantekening bij Psa 102:1 .
,
 Gij mijn pad Gij o Heere. De zin is: Ofschoonik niet wist waarheen ik mij zou keren of wenden, zo hebt Gij het wel geweten, mij wijzende een weg en middel om aan Sauls bloeddorstige handen te ontkomen.
,
 Zij hebben mij Te weten, Saul met zijn bijhebbend volk.
,
 verborgen op Dat is, in het verborgen gelegd.
4[142:5] Ik zag uit ter rechterhand, en ziet, zo was er niemand, die mij kende, er was geen ontvlieden voor mij; niemand zorgde voor mijn ziel.
 die mij kende, Te weten, om mij hulp en bijstand te doen.
,
 er was geen Hebr. te ontvlieden was van mij verloren of vergaan; dat is, ik wist niet waarheen ik zou vliden. Verg. Job 11:20 .
,
 zorgde Hebr. zacht, of vraagde naar mijne ziel. Zie de aantekening bij Pro 29:10 . Deu 11:12 . Verg. 2Sa 4:8 .
,
 voor mijn ziel Dat is, voor mij of voor mijn leven.
5[142:6] Tot U riep ik, o Heere! ik zeide: Gij zijt mijn Toevlucht, mijn Deel in het land der levenden.
 Tot U riep ik, Te weten, toen ik in zulken nood en benauwdheid was.
,
 mijn Deel Mijn erfdeel, waar ik mij op verlaat, zolang als ik in deze wereld leerf. Zie Psa 27:13 ; Isa 38:11 , en Isa 53:8 .
6[142:7] Let op mijn geschrei, want ik ben zeer uitgeteerd; red mij van mijn vervolgers, want zij zijn machtiger dan ik.
 uitgeteerd; Hebr. dun geworden.
7[142:8] Voer mijn ziel uit de gevangenis, om Uw Naam te loven; de rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben.
 mijn ziel Dat is, mij, mijn persoon.
,
 uit de gevangenis, Hebr. uit de besluiting, te weten, in welke ik met mijn volk als in een gevangenis besloten ben, zijnde van mijne vijanden rondom omsingeld.
,
 de rechtvaardigen De godzaliggen onder het volk Gods.
,
 omringen, Of, kroonsgewijze mij omsingelen; namelijk om mij met verwondering aan te zien, en om U, o Heere, met mij te loven en te danken voor de wonderlijk verlossing en genade aan mij bewezen.
,
 wanneer Gij Dat is, als Gij mij tot rust en tot een gelukkigen stand zult gebracht hebben.
Copyright information for DutSVVA